Bijenkorf vlechten/stro vlechten

De bijenkorf wordt gekenmerkt door een oude vorm van spiraalvlechtwerk. Hij werd al in de middeleeuwen vaak toegepast maar aan de vorm is nadien weinig veranderd. Tegenwoordig werken de meeste imkers met een bijenkast, die het voordeel biedt dat de imker de bijen niet moet doden om de honing te oogsten. Korven zijn wel niet meer zo voor de hand liggend, bedoeld als onderkomen voor de bijen, maar een schepkorf kan toch nog wel eens handig zijn. Zeker als het zwermen geen onbekend verschijnsel is. Schepkorven kun je kopen maar je kunt een schepkorf ook zelf maken en wat is nu niet mooier dan een zwerm scheppen in een door jezelf gevlochten schepkorf of kieps.
Een bijenkorf is praktischer dan de bijenkast, wanneer belangstellende bezoekers de bijen met hun ratenbouw willen bewonderen. De imker hoeft dan alleen maar de korf op te pakken en schuin te houden. De bijen worden nauwelijks gestoord.

Je kunt een (schep)korf vlechten van stro of van buntgras. Dit oude handwerk, het vlechten van korven, wordt ook wel spiraalvlechten genoemd. In deze vlechttechniek wordt immers een bundel stro ononderbroken spiraalsgewijs op elkaar gelegd en met een vlechtband vastgebonden.
Bij dit spiraalvlechtwerk gebruiken we twee soorten materiaal, enerzijds de bundel die samengebonden wordt en anderzijds de vlechtband waarmee we samenbinden. Als bundel wordt gewoonlijk roggestro of buntgras gebruikt en als vlechtband rotanschil of braamspleut.
untgras wordt ook wel pijpenstrootje genoemd, omdat het vroeger als pijpenrager werd gebruikt. Het bloeit in grote pollen op vochtige zand- en hoogveengronden. We komen het tegen in lage heidevelden en langs zanderige wegbermen. Al groeit buntgras dus in het wild, toch mogen we het niet in ’t wilde weg snijden. We moeten wel even toestemming vragen aan de particuliere bezitter of aan de betreffende instantie zoals Staatsbosbeheer of Natuurmonumenten.
Buntgras dien je te drogen en droog te bewaren. Het is in tegenstelling tot stro niet verdeeld in knopen en leden. De blaadjes staan even boven de stengelvoet allemaal bij elkaar. Dit heeft tot gunstig gevolg dat alle blaadjes loszitten als je het buntgras een klein stukje boven de grond afsnijdt. Neem je een bundeltje bij de top, dan kunnen je de blaadjes er gewoon uitschudden.
Buntgras is een prachtig vlechtmateriaal, hoewel de kleur niet zo levendig is als die van stro. De dunne gladde stengels lenen zich bij uitstek voor fijn vlechtwerk. Het is zwaar, sterk en duurzaam, maar ook erg stug of weerbarstig. Het pijpenstrootje is wat stugger dan stro. Om het soepel te maken wordt het pijpenstrootje ook wel eerst geplet met een hamer, geneusd of vochtig gemaakt.

Van alle strosoorten is roggestro, hoe fijner hoe beter, het meest geschikte materiaal voor het vlechten. Roggestro is lang stro, dat vroeger gebruikt werd voor het maken van onder andere bijenkorven, manden, strooien daken en stroproppen ter afdichting tegen sneeuw van daken met holle dakpannen.
Rogge wordt meestal verbouwd op zandgrond en bestaat uit de droge bloeistengels van graanplanten. Bij het maaidorsen van graan blijven de plantenstengels met de uitgedorste aren achter op het land. Deze worden tot grote ronde balen opgerold of tot rechthoekige strobalen samengeperst en is daardoor minder geschikt voor het vlechten. Ook wordt meer en meer stro ondergeploegd.
Het beste kun je daarom een afspraak maken met een landbouwer om wat roggestro te reserveren voor het vlechten.
Roggestro is bijzonder geschikt voor het vlechten, omdat het buigzaam en lang is. Bovendien heeft het een goudgele glans met vele schakeringen. Jammer genoeg verdwijnt deze glans op den duur.
Andere strosoorten zoals tarwe en haver zijn stugger en korter en daarom minder bruikbaar. Wanneer we het stro willen bewaren, moeten we het eerst drogen. Vochtig stro gaat schimmelen en verkleuren.
Ook moeten we er voor zorgen dat er geen knaagdieren zoals muizen bij kunnen komen.