Een imker is iemand die zich bezighoudt met de domesticatie van bijen (bijenteelt of apicultuur), voor de bestuiving van planten of de winning van honing en bijenwas. Van de vier soorten honingbijen kunnen slechts de Apis mellifera en de Apis cerana door de mens worden gehouden. Lang voordat bijen door mensen werden gehouden, werd honing van in het wild levende bijen geoogst. De eerste berichten van bijenteelt dateren uit het oude Egypte. In de klassieke oudheid was het houden van bijen algemeen verspreid. Deze vroegste vormen van bijenteelt bestonden uit het vangen van bijenzwermen in uitgeholde boomstammen of aardewerken buizen, voor het oogsten van de honing moest het volk worden vernietigd. In sommige landen werd het houden van bijen in holle bomen tot ambacht verheven. Hiervoor werden dikke bomen van 4 tot 15 meter hoog gebruikt, waar de bijen in natuurlijke holten of door de mens uitgeholde plekken werden gehuisvest. Voor het verstevigen van de honingraten werden in de holten kruizen of raten geplaatst. Voor het verzamelen van honing werden lange nauwe uithollingen gebruikt. In Rusland vormde deze vorm van bijenhouden (daar bortnitsjestvo genoemd; van het woord ‘bort’; “holle boom”) tot in de 19e eeuw een belangrijke sector van de economie. Toen echter steeds meer bomen werden gekapt rond de plaatsen voor onder andere de landbouw, werd deze vorm van bijenhouderij daar geleidelijk aan vervangen door de bijenstal. Tot in de twintigste eeuw werden bijen in gevlochten bijenkorven gehouden. De methode van honing oogsten bleef hetzelfde. Omdat het bijenvolk daarvoor gedood moest worden, werd het zwermen aangemoedigd om aan nieuwe volken te komen. De introductie van de bijenkast met verwisselbare ramen in de negentiende eeuw (uitgevonden door Jan Dzierżon) zorgde voor een radicale breuk met het verleden. Het was nu mogelijk afzonderlijke raten uit de volken te halen, dat maakte het oogsten van honing eenvoudig en het afzwavelen van bijenvolken overbodig. Een andere ontwikkeling die bepalend is geweest voor de imkerij, is de komst van de varroa mijt naar Europa. Sindsdien is de bestrijding van de varroa een vast onderdeel geweest van het imkeren. De komst van de varroa mijt is voor veel imkers een reden geweest te stoppen met het houden van bijen. Honing wordt door de bijen gemaakt uit nectar. Honing kan in de lente, zomer en in de herfst worden geoogst, het hangt van de beschikbaarheid van nectarbronnen af wanneer precies. Honingsoorten van het voorjaar zijn fruithoning (Kers, appel, pruim en soms peer), wilgenhoning (als het weer goed is en er voldoende wilgen beschikbaar zijn) en soms paardenbloemhoning. Later kan de Kastanje honing opleveren en daarna de Acacia. De Linde is meestal de laatste belangrijke “dracht” voor de imker. Na de Linde is op de meeste plaatsen in Nederland niet veel honing meer te verwachten. Een uitzondering is soms de heide. Heidehoning is een heel speciale honing die door enkele imkers gewonnen wordt. Bijenwas wordt gebruikt voor de productie van kaarsen, zeep, boenwas, etc., en voor nieuwe kunstraat. Het wordt door vrijwel iedere imker gewonnen bij het vervangen van oude raten