Spinnen en Kaarden

Wol bestaat uit zachte, dunne haren van de vacht van sommige dieren. Mensen gebruiken wol (meestal afkomstig van schapen) voor kleding, dekens en dergelijke.
Wol onderscheidt zich van haar doordat het schubben heeft, waardoor er zaden en takjes in blijven hangen. Hierdoor wordt de huid van het schaap beschermd tegen beschadigingen. Verder is wol gekroesd. Het heeft tot 20 bochten per 2,5 centimeter. Hierdoor wordt de lucht goed vastgehouden, waardoor wol een goede warmte-isolator is. Beide eigenschappen, de schubben en de kroes, maken dat wol ook makkelijk gesponnen kan worden. De vezels haken namelijk makkelijk in elkaar en blijven daarna aan elkaar vastzitten.
Onder scheerwol wordt verstaan de onbeschadigde wol, geschoren van een gezond en levend schaap. Scheerwol is in een winkel te herkennen aan het internationale wolmerk, dat in meer dan 100 landen wettelijke bescherming geniet. Wol soorten van mindere kwaliteit zijn herwonnen wol uit het verwerken van gedragen kleding of van garen en weefselafval in de textielindustrie, ook wel scheurwol genoemd. Blootwol of plootwol wordt verkregen door een chemische behandeling van de huiden van geslachte schapen. De meeste wol wordt geproduceerd in Australië, China en Nieuw-Zeeland. Naar schatting zijn er 1 miljard schapen op de wereld.

Voor het spinnen wordt wol gekaard. Daarbij worden de vezels ontward. Het kaarden gebeurt met een kam met stalen punten. Machinaal gebeurt dit met een snel ronddraaiende cilinder voorzien van stalen punten of zelfs een naaldenbed. Vroeger werden hiervoor de vruchten van een plant, de kaardenbol gebruikt. Met het kaarden verdwijnen ook de laatste restanten vuil. Na het kaarden kan er eventueel direct gesponnen worden. Voor een fijner resultaat moet echter eerst nog gekamd worden Om een betere regelmatigheid in het uiteindelijke garen te krijgen, dienen ook diverse rek- en doubleerpassages toegepast te worden, waarbij de lont steeds regelmatiger en dunner wordt.